Leerkracht zijn is elke dag opnieuw met genade kijken.

400+ leerkrachten zijn je voorgegaan.

Peter Petersen (1884–1952)

Peter Petersen (1884–1952

Peter Petersen (1884–1952) was een Duitse pedagoog en de grondlegger van het Jenaplanonderwijs. In 1923 werd hij hoogleraar opvoedkunde aan de Universiteit van Jena, waar hij begon met het ontwikkelen van zijn vernieuwende onderwijsconcept. Petersen streefde naar een onderwijsvorm die afweek van het traditionele klassikale systeem, met meer aandacht voor de individuele ontwikkeling van het kind en de gemeenschap binnen de school.   

De visie van Peter Petersen op het kind is diep mensgericht en vormt het hart van het Jenaplanonderwijs. Hij zag het kind niet als een “lege emmer” die gevuld moest worden met kennis, maar als een volwaardig mens in ontwikkeling. Zijn uitgangspunt was dat onderwijs de totale persoonlijkheid van het kind moet aanspreken – dus niet alleen het verstand, maar ook het gevoel, de wil, de creativiteit en de sociale vermogens.

Hier zijn enkele kernpunten uit zijn visie:

1. Het kind is uniek

Petersen benadrukte dat ieder kind anders is, met zijn eigen tempo, talenten en behoeften. Onderwijs moet dus aansluiten bij de individuele ontwikkeling van elk kind.

2. Het kind is sociaal

Hij zag het kind als een wezen dat alleen in en met anderen kan groeien. Daarom zijn gemeenschap en samenwerking essentieel in het Jenaplan – denk aan stamgroepen, kringgesprekken en gezamenlijke vieringen.

3. Het kind leert door actief deel te nemen

Kinderen leren het beste door zelf te doen, te ervaren en samen te werken. Petersen geloofde in ervaringsgericht leren in plaats van passieve kennisoverdracht.

4. Het kind heeft recht op verantwoordelijkheid

Petersen vond dat kinderen actief betrokken moeten worden bij het reilen en zeilen van de klas en de school. Hij pleitte voor medeverantwoordelijkheid en het serieus nemen van kinderen als gesprekspartners.

5. Onderwijs is opvoeding tot mens-zijn

Voor Petersen was onderwijs nooit neutraal of alleen cognitief. Het ging hem om de vorming van karakter, waarden en medemenselijkheid. Onderwijs moest bijdragen aan een betere samenleving, waarin mensen elkaar respecteren en ondersteunen.

Hij zei het zo:

“Het kind is geen object van opvoeding, maar subject. Het ontwikkelt zich zelf, en opvoeding kan dit slechts begeleiden en stimuleren.

Sensitief reageren begint dus niet bij de ander. Het begint bij jezelf. Bij herkennen wat er in jou gebeurt. Wat je lijf je vertelt. Welke herinnering je stress aanwakkert.
Een opvoeder die ruimte geeft voor die botsing, voor dat zoeken, bouwt gezag op. Een influencer zegt: “Doe dit, dan hoor je erbij.” Een opvoeder zegt: “Ontdek wie jij bent, juist in het verschil.” En dat is precies het verschil tussen uniformiteit en uniciteit. Tussen kuddegedrag en burgerschap.
We leven in een tijd waarin alles meetbaar moet zijn. Waarin afwijkingen direct benoemd (en liefst verholpen) worden. Maar misschien is het tijd om juist ruimte te maken voor wat zich niet laat meten. Voor verhalen. Voor relaties. Voor de pedagogiek.