Het schooljaar is weer begonnen. Al jaren werken we op school aan het ontwikkelen van onze eigen taal. Routines en gewoontes worden steeds herhaald, en de taal die we met elkaar spreken komt telkens terug in onze gesprekken en werkvormen. Ook binnen de rots en water lessen die alle groepen krijgen.
Afgelopen vrijdag keek ik mee bij onze gymles. Een nieuwe vakdocent stond voor de groep. Hij had goed overzicht, en de kinderen hadden veel plezier. Toen ze het samen over het spel hadden, viel me op dat sommige kinderen vragen stelden die wij minder vaak horen. Bijvoorbeeld, ze bleven praten over iemand die ‘vals’ zou spelen. Terwijl wij de regel hebben: ‘eigen scheids’. Je let op je eigen gedrag en geniet van het spel. Het kan gebeuren dat iemand iets niet ziet, maar daar hoef je niet steeds mee bezig te zijn. Geniet van het spel in plaats van op anderen te letten.
Ook werd er gepraat over wie er had gewonnen. Natuurlijk wil je winnen, maar is dat het allerbelangrijkste? Wij stellen altijd de grote en kleine vragen: kleine vraag: Wie heeft er gewonnen? Grote vraag: Heb je op je ademhaling gelet? Heb je goed samengespeeld met de anderen?
Toen besefte ik weer dat wij veel woorden en regels hebben die nieuwe leerkrachten nog niet kennen. Ook voor stagiaires is het belangrijk om deze taal te leren. Dat helpt vooral op het plein. Bijvoorbeeld: “Heb je het al gezegd?” “Heb je iemand erbij gehaald?” “Oké, doe dat eerst voordat je naar de pleinwacht gaat.”
Een gezamenlijke taal is heel belangrijk, maar nog belangrijker is dat we die taal ook met elkaar blijven delen.
Wat is jullie taal die je gebruikt in school?