Daar zat ik dan in de aula van het voortgezet onderwijs. EĂ©n van onze pleegkinderen heeft mijn aanwezigheid nodig om te slagen op school. De aanwezigheid/nabijheid van iemand wie hij kan vertrouwen. Het kennen en weten dat je er bent. Dat geeft al zoveel rust dat hij zichzelf kan reguleren. Even aandacht, even een blik en een duim omhoog dat is genoeg om hem in de klas te houden. Ik las ergens over de hechtingstheorie van John Bowlby het volgende: ‘kinderen hebben absoluut behoefte aan een veilige, langdurige, fysieke en emotionele intimiteit en dat het ons lelijk zal opbreken als we dat ontkennen.’
Als gezinshuisouders merken we dat we iets kunnen betekenen in het leven van kinderen die bij ons komen wonen. Dat er een hechtingsband ontstaat alleen al door samen te leven. Gewoon door de vaste structuur in het leven van een kind te bieden. Het kind weet waar het aan toe is en voelt veiligheid. Het opkomen voor het kind en samen opzoek gaan naar wat hij of zij nodig heeft is belangrijk om deze hechting op gang te brengen en vertrouwen te krijgen.
Het samenleven en het zien dat je voor hen zorgt en achter hen staat helpt hen om het leven te omarmen. En gaat het mis dan mag je samen opzoek naar een oplossing. En dan zie je een puber een ontwikkeling van een peuter ondergaan. Eerst dichtbij en dan later alleen verder. Stap je voor stapje de wereld ontdekken en zien dat er meer mensen te vertrouwen zijn.
Langzaam leert hij leerkrachten te vertrouwen op de school zodat ik steeds minder op school hoef te zijn. Met als mooie uitkomst dat het nu heel goed gaat op school.
Door goed samen te werken tussen ons gezinshuis en de school hebben wij een leerling voor grotere problemen voorkomen. Zo kan hij op school blijven. Wordt hij geen thuiszitter en is de kans om eens op de arbeidsmarkt te komen vergroot.
Soms is een korte creatieve oplossing genoeg om een jongere toch zijn school te laten afmaken. En dat maakt ons werk zo zinvol.