NOS- Pleegkinderen na hun Achttiende vaak in de Knel
Verdrietige gedachte waar we al vaker tegenaan lopen èn tegenaan boksen:Â
‘Gewone’, eigen kinderen zijn na hun achttiende weliswaar volwassen en voor een (hopelijk) groot deel zelfstandig, maar kunnen dan vaak nog wel rekenen op de financiĂ«le, emotionele, relationele steun en begeleiding van het netwerk dat al sinds hun geboorte hun stevige basis vormt. De meeste ‘gezonde’ pleegkinderen (zonder beperkingen en daarbij behorende steun en begeleiding) staan vanaf hun achttiende op eigen benen. Volledig.Â
OĂ³k als ze voor het eerst op een serieuze baan moeten solliciteren, die baan vol moeten houden, een serieuze relatie aangaan, een heftige operatie ondergaan, aan kinderen beginnen, een keer ontslagen/verslagen worden, een eigen huis krijgen, zelf moeten gaan opvoeden…
Allemaal situaties die je bang of onzeker kunnen maken, die je in financiĂ«le onzekerheid kunnen brengen of waar je hulp of raad bij kunt gebruiken. Situaties die je niet met ‘zomaar iemand’ bespreekt of waar je ‘gewoon’ geld/hulp voor durft te vragen. Dingen die je normaal aan je basisnetwerk vraagt, omdat daar slechts een kleine drempel ligt om problemen bij neer te leggen.
DĂe basis missen deze jongeren. Waarom juist deze groep volledig loslaten zodra de papieren leeftijdsgrens van volwassenheid bereikt is?
We zijn al een tijd in ons hoofd en ons hart op zoek naar een haalbare oplossing voor dit probleem. Waarom is er geen betrokken beleid voor dit groepje jongeren dat Ă³Ă³k onze toekomst vormt? We verlangen zĂ³ naar een veilige positieve plek voor deze groep om  na hun achttiende, online en offline, samen te kunnen komen.
Tijdens de zwangerschap van ons eerste kindje destijds voelde ik me na lange tijd vanuit het niets weer enĂ³rm verloren.
Echt even een soort identiteitscrisis: wie ben ik, hoe word ik als ouder, hoe wil ik nĂet worden als ouder, wie zijn mijn ouders en wie zĂe ik als ouders, wie hoort er in mijn Inner Circle en wie bel je dus wel of niet middenin de nacht als er nieuws is? Wie voelt er als ‘thuis’ en wie durf ik bijvoorbeeld in huis te laten helpen na de kraamweek?
Allemaal vragen met soms best pijnlijke antwoorden.Â
Mijn pleegzorgtijd was rumoerig, maar vergeleken bij vele verhalen toch best heel gemoedelijk te noemen. Daarbij was ik zelf geen ‘hele lastige’ en best voor rede vatbaar in die periode.
Tijdens mijn zwangerschap was ik me heel bewust van Ă©Ă©n gedachte: als IK me al zo in de war voel, terwijl ik me gezegend voel met de mensen die me opgevangen hebben en het netwerk dat ik  deels had en koesterde, en deels zelf bij elkaar vond en bouwde: hoe was het dan voor al die Ă¡nderen waarvan ik weet dat die veel rumoeriger, soms gewoon extreem bizarre tijden meemaakten vanaf het moment dat het ‘mis ging’ thuis of vanaf het moment dat ze niet meer thuis konden wonen?
Als dĂe kinderen, inmiddels jongeren, zich toch aan serieuze relaties wagen, aan kinderen, een keer ontslagen worden, lichamelijke onderzoeken krijgen… Man oh man wat gaat er dan door ze heen en wat hoop ik dan altijd dat ze (inmiddels op zichzelf aangewezen) goede hulp kunnen vinden, maar zich hier vooral voor open durven stellen…
Het doet me oprecht pijn als ik aan die jong-volwassenen denk en ik zou zo graag willen dat daar een alternatief netwerk, een veilige positieve plek voor is om samen te komen. Misschien is financiële steun een te groot ideaalbeeld, maar ik geloof dan ook nog steeds fanatiek dat je met oprechte Liefde en betrokkenheid ook een heel eind kunt komen.
Geschreven naar aanleiding van het volgende artikel:
NOS- Pleegkinderen na hun Achttiende vaak in de Knel