John Dewey (1859–1952) was een Amerikaanse filosoof, pedagoog en psycholoog. Hij wordt vaak gezien als een van de grondleggers van het pragmatisme én als een grote inspirator binnen het progressieve onderwijs. Zijn ideeën zijn nog steeds invloedrijk in het denken over leren, onderwijs en democratie.
Kernideeën van Dewey:
- Leren door ervaring (learning by doing): Kinderen leren het beste door actief bezig te zijn, zelf dingen te doen, ontdekken en ervaren, in plaats van alleen maar luisteren en reproduceren.
- Onderwijs als voorbereiding op democratisch burgerschap: Dewey vond dat scholen mini-samenlevingen moesten zijn waar kinderen leren samenwerken, kritisch denken en verantwoordelijkheid nemen.
- Onderwijs moet aansluiten bij het kind: Niet alleen het curriculum is leidend, maar ook de interesses, ervaringen en ontwikkelingsfase van het kind.
Bekend werk:
- Democracy and Education (1916) – hierin legt hij de link tussen onderwijs en een gezonde democratie.
- Experience and Education (1938) – een reflectie op traditionele versus progressieve onderwijsmodellen.
Als je ooit hebt gedacht: “Waarom zouden kinderen dit leren? Waarom niet iets wat écht ergens over gaat?” – dan zit je op één lijn met John Dewey. Deze Amerikaanse filosoof en pedagoog (1859–1952) dacht daar zo’n honderd jaar geleden al diep over na. En gek genoeg is wat hij toen zei, vandaag de dag misschien wel relevanter dan ooit.
🧠 Denken + doen = leren
Dewey geloofde heilig in het principe: leren door te doen. Geen rijtjes stampen om de meester tevreden te houden, maar bezig zijn met echte, betekenisvolle ervaringen. Denk aan een project over zwerfafval in de buurt, een klasmoestuin of een podcast maken over oorlog en vrede.
Volgens Dewey leren kinderen het beste als het leerproces verbonden is met hun eigen wereld, hun eigen vragen en hun eigen nieuwsgierigheid. En eerlijk is eerlijk: dat herkennen we toch allemaal? Hoeveel weet jij nog van de topografie van Zuid-Amerika uit groep 7? Precies.
“Education is not preparation for life; education is life itself.”
🧒 Het kind centraal
Dewey was z’n tijd ver vooruit door kinderen niet als ‘lege vaten’ te zien die gevuld moeten worden met kennis, maar als actieve wezens die zelf leren, denken, voelen en kiezen. Hij vond dat het onderwijs zich moest aanpassen aan het kind, niet andersom. Leren begint bij wat een kind boeit. En die interesse mag het uitgangspunt zijn van het onderwijs.
Daarmee brak hij flink met de traditionele manier van lesgeven, waarin kinderen vooral moesten luisteren, herhalen en gehoorzamen. Voor Dewey was het kind geen volgzame leerling, maar een onderzoekende burger in wording.
🤝 De klas als mini-maatschappij
Een ander belangrijk idee van Dewey: de klas is een oefenplek voor democratie. In een goede klas leer je meer dan spelling en rekenen. Je leert ook luisteren naar anderen, samenwerken, je mening verwoorden, conflicten oplossen. Want – zei Dewey – als we willen dat kinderen later bijdragen aan een gezonde samenleving, moeten we ze nu al laten ervaren wat dat is.
🎒 Projectonderwijs avant la lettre
Dewey was dol op projecten. Niet om hip te zijn, maar omdat een project alles bevat wat echt leren vraagt: nieuwsgierigheid, samenwerken, een concreet doel, ruimte voor eigen inbreng, en betekenis. In een project leer je automatisch van alles — taal, rekenen, plannen, reflecteren — zonder dat je het doorhebt. Perfect dus voor kinderen én leerkrachten die zin hebben in onderwijs dat lééft.
En waarom is dit nu nog relevant?
Misschien wel juist nu. In een tijd van toetsen, prestatiedruk en overvolle lesprogramma’s, is Dewey’s stem een uitnodiging tot vertraging en verdieping. Tot kijken naar het kind als mens. Tot onderwijs waarin relaties, ervaringen en betekenis weer centraal mogen staan.
En eerlijk? Als we met een Dewey-bril kijken naar ons onderwijs, dan zie je ineens kansen. Kansen om te leren van wat er speelt in de klas, om nieuwsgierigheid te volgen, om echt te verbinden.