Ik heb vandaag vijf effectieve stressregulerende stappen voor je om je eigen leerkrachtgedrag te leren herkennen en te verbeteren bij gedrag van leerlingen dat jij niet handig vindt. En de relatie met het kind te versterken.
We hebben allemaal te maken met stressreacties, of we nu voor de klas staan of niet. Ook in het contact met je medeleerkrachten kom je soms in een situatie terecht die je boos, bang of verdrietig maakt. En dan is het handig als je een beetje weet wat je moet doen.
Ik heb vijf hulpwerbladen gemaakt om het voor je inzichtelijk te maken en een plan op te stellen om je bij het gedrag van leerlingen te helpen de juiste handeling in te zetten.
Stap 1. Wanneer heb jij het belletje gevoeld?
Misschien zeg je: “Een belletje? Ik weet niet eens wat het is!” Kijk dan op van-irritatie-naar-inspiratie-leerkrachten-en-het-belletje-van-zelfbeheersing.
Houd het eens een week bij. Schrijf op wanneer je het belletje voelt. Misschien heel zacht of misschien wel op alarmniveau. Het kan ook zijn dat je het niet in de klas voelt, maar op de gang, bij je collega’s of misschien zelfs thuis. Schrijf die ook eens op.
Stap 2. Wanneer voel je het belletje allemaal?
Inventariseer al die keren dat je je alarmbel voelt. Maak onderscheid tussen school, collega’s en thuis!
Stap 3. Hoe blijf ik rustig?
Als je alarmbel afgaat, heb je iets of iemand nodig om in je denkend brein te blijven. Als je daar niet voor kiest, neem je beslissingen die niet handig zijn voor je relatie met je leerlingen. Schrijf op wat je wilt gaan doen of zeggen. Hoe concreter, hoe beter! Natuurlijk weet ik dat het in de praktijk soms net iets anders gaat, maar je hebt erover nagedacht en dan kun je het ook makkelijker inzetten.
Stap 4. Je eigen hulpplan
Schrijf je eigen hulpplan. Dat kan concreet zijn voor het gedrag van een leerling. Beschrijf de situatie en ga in gesprek met de leerling. Schrijf ook concreet op wat je kunt doen. En als je je hulpplan nodig hebt, bekijk het dan eens, stel het bij en bespreek het met de leerling.
Stap 5. Werken aan de relatie met het kind.
Vergeet in dit alles niet om te werken aan je relatie met de betreffende leerling, zelfs in conflictsituaties en situaties waarin je het gedrag misschien lastig vindt. Misschien heb je wel eens gehoord van: het verlies van begrip of mededogen. Soms is het gedrag zo lastig dat je niet meer het kind achter het gedrag kunt zien. Het kind en het gedrag worden één. Dan zie je niet meer de positieve punten van het kind, en het samenleven in de klas wordt heel moeilijk. Het kan dan helpen om van een afstand naar het kind te kijken, het gedrag even te laten, en te focussen op relatie en connectie. Dit kan door spelletjes te doen op het plein, in de gymzaal of in de klas, door te kijken naar de kwaliteiten en talenten van het kind en daarop in te spelen.